'Ik kan dit, ik weet het zeker!’
Zo vloog ik af
op alle vuren.
Mijn voeten renden
hard vooruit,
voor zolang als het
mocht duren.
‘Ik heb energie
in overvloed.
Ik kan echt alles aan.
Het maakt niet uit wat ik
moet doen,
ik zal voor iedereen
klaarstaan.’
Mijn voeten renden hijgend
bruggen over,
bomen langs.
Ze leidden mij,
langs plekken
die mij iets brachten:
uit balans.
Bloemen spatten uit elkaar,
mijn schoenen sneden hen
doormidden.
Het was de nijd van het
niet verder komen,
van het
niet meer kunnen bidden.
Mijn voeten renden door,
maar de rest vloog
uit de bocht.
Mijn lichaam en
mijn geest
zeiden dat ik
niet méér mocht.
Mijn gelaat plat in de modder,
bruin en zwart
op mijn gezicht.
Hoewel veel mensen
wilden helpen,
ging míjn wereld
langzaam dicht.
Nu zit ik op
een tuinstoel.
Ik zit buiten, aan de kant.
Mijn blik rust
op de modder,
op het nog zwart
verhulde zand.
Het is wachten tot
ik verder kan,
tot het weer beter gaat dan nu,
maar nu eerst
zal ik gaan rusten
en gaan luisteren
naar U.
Men zegt: geluk zit in een hoekje.
Wel, in dat hoekje
keek ik nooit.
Maar vanaf nu zal ik
gaan zoeken.
Misschien vind ik het dan
ooit.
Reactie plaatsen
Reacties